Centraal in deze blog staat de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 20 januari 2021 waarin het onduidelijk is door welke hond eiseres was gebeten. Was het de hond van eiseres óf de hond van gedaagde (wederpartij), die eiseres had gebeten en waardoor eiseres een gecompliceerde breuk van haar linkeronderarm opliep?
Hoofdregel van de verdeling van de bewijslast
Als twee honden vechten en het niet duidelijk is welke hond benadeelde heeft gebeten, dan geldt de hoofdregel van de bewijslastverdeling welke is neergelegd in artikel 150 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Dit betekent dat het in beginsel aan een benadeelde is om te stellen hoe het ongeval is ontstaan en pas bij gemotiveerde betwisting door de wederpartij zal benadeelde haar stellingen met bewijs moeten ondersteunen.
Toedracht
Op 5 november 2019 liet eiseres haar hond uit. Ze had haar hond aangelijnd en liep samen met een vriend en zijn hond in een hondenlosloopgebied. Op enig moment is de hond van eiseres aangevallen door de hond van gedaagde. Zowel eiseres als gedaagde reageren en proberen om de eigen hond van de (tegen)aanval te bevrijden. Tijdens deze actie is eiseres in haar linkeronderarm gebeten. Ook gedaagde en beide honden lopen diverse bijt- en snijwonden op.
De vriend van eiseres werd gevraagd om een verklaring over het ongeval af te leggen. Ook werd hem gevraagd of het mogelijk is dat de hond van gedaagde eiseres in haar linkeronderarm zou bijten. De getuige verklaarde: “(…) Ik was aan het helpen bij het gevecht en heb het mogelijk gezien, echter heb ik het door de drukte van het gevecht niet exact gezien wie door wie gebeten is. Echter lijkt het mij wel logisch dat zowel mevrouw [eiser] als meneer [gedaagde] beiden door hun eigen honden gebeten zijn. Dit denk ik omdat beide eigenaren achter hun eigen honden aan het trekken waren rondom de hals.”
Eiseres is het niet eens met de inhoud van deze verklaring. Eiseres erkent dat ze met haar rechterarm haar hond vasthield, maar dat ze met haar linkerarm de hond van gedaagde wilde wegtrekken. Gedaagde houdt vast aan de getuigenverklaring en betwist de stelling van eiseres. Door de regels van de bewijslastverdeling moest eiseres haar verklaring onderbouwen met bewijsstukken. Eiseres overlegt verschillende bewijsstukken, zoals foto’s van de bijtafdruk op haar linkeronderarm, foto’s van de gipsafdrukken die eiseres heeft laten maken van het gebit van haar hond, een rapport van een gediplomeerd gedragstherapeut voor honden en vier auditu-verklaringen (‘verklaringen van horen zeggen’). Gedaagde reageerde uitgebreid op de door eiseres ingebrachte bewijsstukken, maar in deze blog wordt alleen de reactie van de rechtbank behandeld.
De rechtbank kent veel betekenis toe aan de verklaring van de getuige, maar volgt ook het door gedaagde ingebrachte verweer, dat als beide eigenaren hun eigen hond met de arm rond de nek vasthielden – zoals de getuige heeft verklaard – het daardoor onmogelijk was voor de hond van gedaagde om eiseres te bijten.
De rechtbank hecht geen waarde aan het rapport van de hondengedragstherapeut omdat dit rapport is opgemaakt na het voorval en het op zichzelf niets zegt over het gedrag van de hond van eiseres ten tijde van het voorval. Aan de auditu-verklaringen kan de rechtbank geen waarde hechten omdat deze getuigen het ongeval alleen van eiseres hebben gehoord. Het langst staat de rechtbank stil bij de foto’s van de gebitsafdrukken in combinatie met de foto’s van de bijtwond. Naar de mening van de rechtbank kan uit de foto’s van de bijtwond, in combinatie met de foto’s van de gebitsafdrukken, onmogelijk worden opgemaakt of de bijtwonden wel of niet zijn veroorzaakt door de hond van gedaagde. Dit volgt doordat de schaalgrootte niet duidelijk op te maken is uit de verschillende foto’s, maar ook doordat de beet van de hond geen duidelijke bijtgaatjes heeft veroorzaakt, maar een meer langgerekt letsel. Dit letsel kan verklaard worden doordat de hond een scheurende beweging heeft gemaakt met de bek.
Met deze laatste overweging heeft de rechtbank alle door eiseres ingediende bewijsstukken beoordeeld en komt zij tot de conclusie dat eiseres onvoldoende heeft gesteld. De rechtbank bedoelt hiermee dat alle stellingen van eiseres door gedaagde gemotiveerd zijn betwist en dat eiseres haar stellingen niet met bewijs heeft kunnen ondersteunen. Daarmee vervallen alle stellingen van eiseres en wordt eiseres door de rechtbank in het ongelijk gesteld. Eiseres moet haar (letsel)schade voor eigen rekening nemen alsmede de kosten van de procedure.
Wilt u dat wij contact met u opnemen?
Artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in gevallen waarin bij wet het bewijs door getuigen is toegelaten, op verzoek van een belanghebbende onverwijld (= zonder uitstel) een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen. Doel van het voorlopig getuigenverhoor Procederen kost niet alleen veel geld, maar vaak ook veel tijd. Soms is het voorafgaand aan […]
Lees verderUit recent onderzoek van VeiligheidNL (kenniscentrum voor letselpreventie) bleek dat artsen op de spoedeisende hulp een toename zien van het aantal verkeersongevallen met een fatbike. Verder viel op dat het aandeel van de leeftijdscategorie 10-14 jarigen steeds groeit. Het onderzoek werd wijd verspreid door de (sociale) media, met een oproep tot het verbeteren van de […]
Lees verderHeeft u schade? Stuur een mail of bel (076) 700 27 75