Een ongeval tussen een uitglijdende voetganger en een bus

Een ongeval tussen een uitglijdende voetganger en een bus

maandag 23 januari, 2023

Voetgangers en fietsers zijn erg kwetsbaar in het verkeer. Artikel 185 WVW biedt de zwakke verkeersdeelnemers, voetgangers en fietsers, extra rechtsbescherming. In de praktijk betekent dit wanneer tussen een motorrijtuig en een zwakke verkeersdeelnemer een verkeersongeval plaatsvindt, de zwakke verkeersdeelnemer, los van de schuldvraag, in beginsel recht heeft op een vergoeding van minimaal 50% van de gelede schade. 

De schade komt enkel voor rekening van de zwakke verkeersdeelnemer, indien sprake is van overmacht aan de zijde van de zwakke verkeersdeelnemer. Overmacht dient door de bestuurder van het motorrijtuig te worden aangetoond.

Het beroep op overmacht slaagt enkel indien de eigenaar van het motorrijtuig aannemelijk maakt dat hem geen enkel verwijt kan worden gemaakt ten aanzien van de wijze waarop hij aan het verkeer heeft deelgenomen. De bestuurder van het motorrijtuig dient met zijn rijgedrag rekening te houden met fouten van andere weggebruikers, tenzij de gedragingen zo onwaarschijnlijk waren dat de bestuurder van het motorrijtuig naar redelijkheid geen rekening met deze gedragingen kon houden.

Indien een beroep op overmacht niet slaagt, is de bestuurder van het motorrijtuig in beginsel aansprakelijk. Op het moment dat de zwakke verkeersdeelnemer een fout maakt, geldt de 50%-regel. De eigenaar van het motorijtuig dient 50% van de schade te vergoeden.

Feiten

Op 3 december 2013 rende een voetganger naar een bushalte in een poging een bus van Veolia te halen. Toen de voetganger al rennend bij de bus aankwam, is hij bij de bushalte over een blindegeleidetegel uitgegleden. Hierbij is zijn rechtervoet onder het rechtervoorwiel van de bus, die net vertrok, terechtgekomen. De voetganger heeft als gevolg van de val letsel aan zijn rechtervoet opgelopen.

Geschil

De voetganger stelt Veolia, verzekerd bij Nationale Nederlanden, aansprakelijk op grond van artikel 185 WVW voor de gevolgen van het ongeval.

De voetganger stelt dat hij als gevolg van de val met zijn rechtervoet onder het wiel van de bus terecht is gekomen. Hij stelt dat hij oogcontact met de buschauffeuse heeft gehad, met zijn arm tegen de bus heeft geslagen en de passagiers in de bus te hebben gewaarschuwd. Ondanks deze signalen is de buschauffeuse gaan optrekken. 

Door de draaiende beweging van het wiel is letsel aan de rechtervoet bij de voetganger ontstaan.

Veolia en Nationale Nederlanden voeren primair aan dat sprake is van overmacht en wijzen dan ook de aansprakelijkheid af.

Beoordeling

Rechtbank

De val van de voetganger viel nagenoeg samen met het vertrek van de bus. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de buschauffeuse voor het ontstaan van het ongeval geen enkel verwijt kan worden gemaakt. De buschauffeuse behoefde geen rekening te houden met een dergelijke fout, namelijk het uitglijden over een blindegeleidetegel. De rechtbank stelt dat zelfs als de buschauffeuse de voetganger aan had zien komen lopen, hetgeen de voetganger stelt, zij alsnog geen rekening diende te houden dat de voetganger zou doorrennen wanneer zij zou gaan rijden en dat de voetganger vervolgens zou uitglijden over de tegel waarna hij onder de bus terecht zou komen.

De rechtbank is van oordeel dat de buschauffeuse niet uit de eerdergenoemde signalen had moeten begrijpen dat iemand onder de bus terecht was gekomen. Hierdoor kan de buschauffeuse geen enkel verwijt worden gemaakt voor het optrekken van de bus voor de tweede keer. De voetganger gaf aan dat de buschauffeuse hem heeft zien vallen, terwijl hij eerder had aangegeven op 10 meter afstand oogcontact met de buschauffeuse te hebben gehad. Daarnaast blijkt niet uit de camerabeelden dat de inzittenden van de bus de buschauffeuse hebben gewaarschuwd. Indien het voor de buschauffeuse duidelijk zou zijn geweest dat iemand onder de bus terecht was gekomen, wordt ervanuit gegaan dat de chauffeuse de bus direct tot stilstand zou brengen.

De rechtbank is van oordeel dat het ongeval enkel te wijten was aan de fout van de voetganger, waar de buschauffeuse redelijkerwijs geen rekening mee behoefde te houden. 

De voetganger is in hoger beroep gegaan met het verzoek de uitspraak van de rechtbank te vernietigen en de vorderingen van hem toe te wijzen.

Hof

Veolia en Nationale Nederlanden stellen dat de buschauffeuse heeft verklaard dat zij in haar linkerspiegel keek en vervolgens richting aangaf om weg te rijden. De buschauffeuse heeft de voetganger niet aan zien komen rennen. Tevens heeft zij geen oogcontact met hem gemaakt. Toen de buschauffeuse iemand hoorde gillen en zij merkte dat ze over iets heen reed, remde zij direct.

De voetganger stelt dat de buschauffeuse hem heeft moeten zien aankomen rennen. Hij geeft aan dat van een zorgvuldige buschauffeuse mag worden verwacht, dat zij beide zijspiegels controleert en zij niet wegrijdt als duidelijk is dat een passagier ten val is gekomen.

Het hof is het met de rechtbank eens dat de buschauffeuse geen rekening diende te houden dat een weggebruiker over een blindegeleidetegel zou uitglijden, tenzij de buschauffeuse de voetganger heeft zien vallen. Uit de camerabeelden blijkt niet dat de buschauffeuse de voetganger heeft zien vallen, waarna zij de bus niet direct tot stilstand heeft gebracht en de bus zelfs nog voor een tweede keer heeft opgetrokken. Het wordt de voetganger toegelaten, bij wege van tegenbewijs, eerdergenoemde aan te tonen.

De voetganger heeft drie getuigen, waaronder zichzelf, doen horen. Veolia en Nationale Nederlanden hebben één getuige gehoord, namelijk de buschauffeuse zelf. 

Zowel de getuigen als de voetganger zelf verklaren dat zij niet hebben gezien dat de buschauffeuse de voetganger heeft zien vallen. Dit is dan ook niet aannemelijk. Dat de buschauffeuse voor een tweede keer de bus in beweging heeft gebracht, acht het hof niet bewezen. Dat de bus niet direct tot stilstand is gekomen betekent niet dat de buschauffeuse de bus voor een tweede keer zou hebben opgetrokken. 

Conclusie

In zeer uitzonderlijke gevallen wordt overmacht door een rechter aangenomen. Gelet op de feiten en omstandigheden oordeelt het hof overeenkomstig met de rechtbank dat het ongeval te wijten is aan overmacht. 

Voor de volledigheid de arresten van het hof: ECLI:NL:GHSHE:2022:3325, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.270.339_01 (rechtspraak.nl).

ECLI:NL:GHSHE:2021:2278, Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 200.270.339_01 (rechtspraak.nl)

Wilt u dat wij contact met u opnemen?

    Meer nieuws

    Kerstborrel en letselschade: Dit is wat je moet weten over werkgeversaansprakelijkheid

    dinsdag 17 december, 2024

    Het einde van het jaar nadert. Bij veel bedrijven betekent dit tijd voor een kerstborrel. Werknemers komen bijeen om het jaar af te sluiten en de onderlinge band te versterken. Toch kan zo’n festiviteit een risico op letselschade meebrengen. Wat gebeurt er als een werknemer tijdens de kerstborrel letsel oploopt? Is de werkgever hiervoor aansprakelijk? […]

    Lees verder

    Het bedrijfsuitje viel in het water

    dinsdag 3 december, 2024

    In dit artikel wordt stilgestaan bij de uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland van 13 november 2024. Hierin werd bepaald dat een werkgever aansprakelijk is voor een ongeval tijdens een bedrijfsuitje waarbij een werknemer van de kade op een steiger valt en hierdoor letsel oploopt. Het ongeval Het bedrijfsuitje was georganiseerd vanwege het 25-jarig jubileum van […]

    Lees verder

    Heeft u schade? Stuur een mail of bel (076) 700 27 75