In dit artikel wordt het arrest van het Gerechtshof Den Haag van 30 maart 2010[1] uitgelicht.
Het arrest gaat over een ongeval met een Engelse schommel. Een schommel klinkt misschien onschuldig en ongevaarlijk, maar schijn bedriegt. De schommel wordt ook wel de ‘Vliegende Hollander’ genoemd. Het gaat om een groepsschommel met een plateau dat door middel van stalen palen aan een constructie hangt. De schommel wordt in beweging gebracht door twee personen die aan de korte zijdes op het plateau van de schommel gaan staan. Deze ‘aandrijvers’ trekken tegelijkertijd aan de verticale palen (waaraan de constructie is opgehangen) en duwen met hun voeten tegen het plateau aan. De schommel komt weliswaar traag op gang maar kan hoge hoogtes bereiken zodra de schommel in beweging is. Dit brengt uiteraard gevaren met zich mee.
Ongeval
Dit blijkt ook uit het ongeval van augustus 1997 in het attractiepark Duinrell. Het slachtoffer, een 17-jarige jongen, viel achterover het plateau af toen de schommel zich op hoogte bevond. Dit was een ongelukkige val, waarbij hij niet in één keer op de grond viel maar zijn bovenlichaam in het zand viel en zijn benen nog op het plateau lagen. Toen de schommel naar beneden kwam, raakte hij bekneld tussen de schommel en de grond en werd zijn lichaam dubbel gevouwen. Hierdoor liep hij een dwarslaesie op waarbij zijn onderlichaam vanaf de navel verlamd is geraakt. Het slachtoffer stelde Duinrell aansprakelijk voor het ongeval, maar Duinrell heeft de aansprakelijkheid afgewezen. Vervolgens werd een gerechtelijke procedure gestart. De rechtbank heeft in een tussenvonnis bepaald dat Duinrell aansprakelijk is voor het ongeval, maar Duinrell is hiertegen in hoger beroep gegaan. In dit artikel worden de relevante passages uit het hoger beroep besproken.
Standpunt eiser & uitspraak rechtbank
Het slachtoffer is van mening dat Duinrell aansprakelijk is voor het ongeval en vordert daarom betaling van de door hem geleden schade. Op grond van artikel 6:174 BW en artikel 6:162 BW wordt Duinrell aansprakelijk gehouden voor het gebrekkig speeltoestel, aangezien het toestel volgens het slachtoffer niet voldeed aan de veiligheidseisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld. Om na te gaan of sprake is van een gebrekkig toestel en gevaarzetting, moet worden gekeken naar de Kelderluik-criteria. Daarbij moet worden gekeken naar:
Het slachtoffer stelt dat Duinrell, als beheerder van de speeltuin, een zorgplicht heeft om ongevallen te voorkomen. Dit staat ook vermeld in artikel 15 lid 1 van het Warenwetbesluit attractie- en speeltoestellen: ‘‘Degene die een attractie- of speeltoestel voorhanden heeft, zorgt ervoor dat het toestel zodanig is geïnstalleerd, gemonteerd en zodanig is beproefd, geïnspecteerd en onderhouden en zodanig van opschriften is voorzien, dat er bij gebruik geen gevaar voor de gezondheid of veiligheid van personen bestaat.’’
Het slachtoffer stelt dat deze schommel een gevaar voor beklemming met zich mee draagt. De rechtbank geeft hierin het slachtoffer gelijk. Er wordt in dit kader verwezen naar een verklaring van een inspecteur van de Gezondheidsbescherming: ‘‘Een val voor- of achterover in het verlengde van de schommelrichting brengt een risico met zich mee dat de nog steeds in beweging zijnde schommel het lichaam belemmerd ineens op de ondergrond te vallen. Het lichaam wordt eerst als het ware meegesleept door het toestel en vervolgens bij de teruggaande beweging in de grond gedrukt (…) Aan de onderzijde van de Engelse schommel is zowel onder de planken als het frame sprake van beklemmingsgevaar (…) Op grond van deze feiten kom ik tot de conclusie, dat de ‘Engelse’ schommel, bij redelijkerwijs te verwachten gebruik een gevaar van beklemming van de gebruiker opleverde”. De rechtbank oordeelde dat Duinrell tegen dit gevaar geen maatregelen heeft getroffen, waardoor zij niet heeft voldaan aan haar zorgplicht als speeltuinbeheerder en aansprakelijk is.
Verweer Duinrell
In hoger beroep stelt Duinrell dat zij niet aansprakelijk is op grond van de Kelderluik-criteria, omdat zij in de gegeven omstandigheden voldoende zorg had betracht. Duinrell voert aan dat niet van haar kan worden verlangd dat zij alles doet om te voorkomen dat speeltoestellen een gevaar opleveren. Aan de meeste vormen van menselijke activiteit, waaronder schommelen, is een bepaalde mate van gevaar verbonden. Er kan op basis van de verklaring van de inspecteur niet worden aangenomen dat in het algemeen bij redelijk te verwachten gebruik sprake is van beklemmingsgevaar.
Verder merkt Duinrell op dat geen sprake is geweest van normaal gebruik van de schommel, nu het slachtoffer de schommel tot het uiterste en tot ongekende hoogten heeft aangedreven en hij daarnaast bij grote hoogte over de schommel is gaan lopen. Het beklemmingsgevaar was dan ook niet voorzienbaar voor Duinrell, zodat extra veiligheidsmaatregelen niet nodig waren. Daarnaast was het volgens Duinrell ongebruikelijk dat iemand niet in één keer op de grond viel en had Duinrell met deze omstandigheid geen rekening hoeven te houden.
Duinrell betwist verder dat dat zij extra maatregelen had kunnen of moeten nemen. Zij verwijst naar de dikke laag rulzand die op de grond was aangebracht. Volgens Duinrell biedt dit meer veiligheid dan rubberen tegels. Er was volgens Duinrell voldoende ruimte onder de schommel voor een volledige val (waarbij het lichaam in één keer op de grond terechtkomt). Het dieper uitgraven van het zand onder de schommel zou deze ontoegankelijk hebben gemaakt voor kleine kinderen. Ook de suggestie dat er ter voorkoming van een val leuningen aan de schommel moesten worden aangebracht, zou volgens Duinrell nieuwe gevaren opleveren vanwege de schaarbewegingen.
Zaak in hoger beroep
Het Hof gaat niet mee in de verweren van Duinrell. Het Hof is van mening dat er voldoende aanleiding was om voor een ongeval zoals het onderhavige te vrezen en dat Duinrell rekening had moeten houden met de mogelijkheid dat de schommel het lichaam kon belemmeren om in één keer op de grond te vallen. Daarbij verwijst het Hof naar de bewegingsrichting van de schommel, de kleine ruimte tussen het plateau en de grond, het feit dat de aandrijvers op de korte kant van de schommel staan en bij het schommelen geen steun kunnen vinden. Dit risico was te voorzien en hier had Duinrell rekening mee moeten houden of voor moeten waarschuwen. Het stond vast dat Duinrell niet heeft gewaarschuwd voor dit gevaar. Het Hof beschouwt dit als een ernstige fout aan de zijde van Duinrell waarmee zij haar zorgplicht heeft geschonden. Duinrell heeft als professionele speeltuinbeheerder een schommel opengesteld voor het publiek die een reëel gevaar van beklemming in zich draagt, zonder ook maar één maatregel te nemen om de kans op ongevallen te voorkomen of te verkleinen, terwijl de gevolgen van een val van de schommel zeer ernstig kunnen zijn. Duinrell heeft het slachtoffer bloot gesteld aan het beklemmingsgevaar met de mogelijk zeer ernstige gevolgen. Duinrell heeft daarmee onrechtmatig gehandeld waarvoor zij aansprakelijk is.
Het Hof merkt daarnaast ten overvloede op dat een maand voor het onderhavige ongeval een 9-jarige jongen in Duinrell betrokken raakte bij een soortgelijk ongeval met dezelfde schommel.
Verbod noodzakelijk?
Het Hof schrijft dat Duinrell de schommel niet had moeten openstellen aan het publiek, als het niet
mogelijk was om adequate veiligheidsmaatregelen te treffen. Dit roept de vraag op waarom deze speeltoestellen nog worden toegestaan en tot op heden in de verkoop worden aangeboden. In België is dit bijvoorbeeld niet meer het geval. Door de Belgische overheid werd aangegeven dat het technisch onmogelijk is om met dit speeltoestel te voldoen aan de veiligheidsnorm, omdat het toestel niet abrupt kan stoppen en de impact van een botsing groot kan zijn vanwege het zware gewicht, met zeer ernstig letsel tot gevolg. Sinds 2015 is het speeltoestel in België landelijk verboden.
[1] https://deeplink.rechtspraak.nl/uitspraak?id=ECLI:NL:GHSGR:2010:BM6400
Wilt u dat wij contact met u opnemen?
Artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in gevallen waarin bij wet het bewijs door getuigen is toegelaten, op verzoek van een belanghebbende onverwijld (= zonder uitstel) een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen. Doel van het voorlopig getuigenverhoor Procederen kost niet alleen veel geld, maar vaak ook veel tijd. Soms is het voorafgaand aan […]
Lees verderUit recent onderzoek van VeiligheidNL (kenniscentrum voor letselpreventie) bleek dat artsen op de spoedeisende hulp een toename zien van het aantal verkeersongevallen met een fatbike. Verder viel op dat het aandeel van de leeftijdscategorie 10-14 jarigen steeds groeit. Het onderzoek werd wijd verspreid door de (sociale) media, met een oproep tot het verbeteren van de […]
Lees verderHeeft u schade? Stuur een mail of bel (076) 700 27 75