Iedere bestuurder van een auto, motor of een ander gemotoriseerd rijtuig komt wel eens een dier op de weg tegen. Als er geen achterligger te bekennen is, dan is remmen (mits het rijtuig tijdig tot stilstand kan worden gebracht) een mogelijkheid om een aanrijding met het dier te voorkomen. Daarnaast kan uitwijken een optie zijn, indien de weg waarop gereden wordt dat toelaat.
Maar hoe zit het als een bestuurder van een motorrijtuig hard remt voor een loslopende hond, die zich op de linkerrijstrook van een snelweg bevindt, waardoor er een verkeersongeval ontstaat met de achterligger? Wie is dan aansprakelijk? Hoe verhoudt artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 dat de achterligger voorschrijft om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is, zich ten opzichte van artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 en artikel 43, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 op grond waarvan de voorligger respectievelijk zijn auto niet mag stoppen zonder verkeersnoodzaak en niet mag laten stilstaan op de snelweg. Deze vragen werden beantwoord door de rechtbank Den Haag in haar uitspraak van 9 augustus 2023.
In deze casus was het voor de voorligger vanwege het verkeer op de rijstrook aan zijn rechterzijde niet verwantwoord om uit te wijken. Onduidelijk is wanneer hij voor het eerst de hond zag. Op de betreffende snelweg gold tijdens het ongeval een maximum snelheid van 130 km/h.
De rechtbank oordeelde dat de voorligger, door plotseling zijn voertuig tot stilstand te brengen op de linkerrijstrook van de snelweg, onrechtmatig heeft gehandeld, nu de kans op een ongeval en letsel in zo’n geval dermate groot is, dat hij zich naar maatstaven van zorgvuldigheid van dat gedrag had moeten onthouden. Daarbij heeft de voorligger in strijd gehandeld met artikel 5 Wegenverkeerswet 1994 en artikel 43, tweede lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.
Bij de achterligger was er geen sprake van eigen schuld, omdat van het achteropkomende verkeer in redelijkheid niet verwacht kan worden rekening te houden met een auto die plotseling zijn voertuig op de linkerbaan van de snelweg tot stilstand brengt. De achterligger handelde volgens de rechtbank dus niet in strijd met artikel 5 Wegenverkeerswet 1994.
Overigens blijkt uit het vonnis niet dat er feiten en omstandigheden zijn aangevoerd en onderbouwd, waaruit zou volgen dat de achterligger iets te verwijten viel. Wellicht als zou kunnen worden aangetoond dat de achterligger al een poos op de bumper kleefde van zijn voorligger, de rechter tot een ander oordeel zou zijn gekomen. Laat u daarom altijd adviseren door een advocaat om te achterhalen wat uw rechten zijn bij een verkeersongeval.
Wilt u dat wij contact met u opnemen?
Artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in gevallen waarin bij wet het bewijs door getuigen is toegelaten, op verzoek van een belanghebbende onverwijld (= zonder uitstel) een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen. Doel van het voorlopig getuigenverhoor Procederen kost niet alleen veel geld, maar vaak ook veel tijd. Soms is het voorafgaand aan […]
Lees verderUit recent onderzoek van VeiligheidNL (kenniscentrum voor letselpreventie) bleek dat artsen op de spoedeisende hulp een toename zien van het aantal verkeersongevallen met een fatbike. Verder viel op dat het aandeel van de leeftijdscategorie 10-14 jarigen steeds groeit. Het onderzoek werd wijd verspreid door de (sociale) media, met een oproep tot het verbeteren van de […]
Lees verderHeeft u schade? Stuur een mail of bel (076) 700 27 75