Dit artikel gaat over een vonnis dat door de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam op 25 maart 2021 is gewezen. In deze zaak is een automobiliste met haar auto over de kop geslagen, toen zij slipte op een met modder besmeurd wegdek, veroorzaakt door een bietenrooimachine. De kantonrechter komt tot de conclusie dat de automobiliste gedurende het ongeval sneller dan 30 km/h per uur reed, hetzij in een beperkte mate. De twee verklaringen van het slachtoffer, dat zij gedurende het ongeval tussen de 30 á 40 km/h en tussen de 30 á 35 km/h heeft gereden, hebben hoogstwaarschijnlijk geleid tot die conclusie.
In deze zaak tracht de kantonrechter de volgende twee vragen te beantwoorden.
1. Heeft de bestuurder van de bietenrooimachine (hierna: gedaagde) gevaarzettend gehandeld?
2. Zo ja, hoe dient de causale bijdrage aan het ongeval over en weer te worden vastgesteld?
In het navolgende zal worden uitééngezet hoe de kantonrechter deze vragen beantwoordt.
Gevaarzetting
Volgens de richtlijnen van het Waterschap Hollandse Delta dient gedaagde ten minste voor het ‘bevuilen’ van de weg een bord te hebben geplaatst die een snelheidsbeperking van 30 km per uur aangeeft. Wanneer niet aan deze eis is voldaan, kan dit voor de kantonrechter aanleiding vormen om te stellen dat gedaagde gevaarzettend heeft gehandeld.
Al snel na het ongeluk kwam de politie ter plaatse, die verklaringen van verscheidene getuigen heeft opgenomen en verwerkt in een mutatierapport. Daarnaast is voor de zitting een rapportage opgesteld door Meuwissen Verkeersongevallenanalyse, een ongevallenanalist, waarin diverse getuigenverklaringen zijn opgenomen. In dat rapport staat een verklaring van een inmiddels overleden getuige, die aangeeft de verkeersborden ‘werk in uitvoering’ en ‘snelheidsbeperking 30 km per uur’ in de berm goed te hebben gezien.
Gedurende de zitting werden vier getuigen gehoord, waaronder gedaagde en het slachtoffer.
Gedaagde verklaart tegenover de kantonrechter de avond voor het ongeluk verkeersborden ‘werk in uitvoering’ en ‘snelheidsbeperking 30 km per uur’ te hebben geplaatst. Het slachtoffer verklaart tegenover de kantonrechter de verkeersborden niet te hebben gezien en vlak vóór het ongeluk te hebben gezwaaid naar een andere weggebruiker.
Van de twee getuigen, die niet gedaagde of het slachtoffer zijn, verklaart er één tegenover de kantonrechter een verkeersbord te hebben gezien dat waarschuwt voor wegwerkzaamheden en een verkeersbord dat een snelheidsbeperking aangeeft van 30 km per uur. De andere getuige verklaart tegenover de kantonrechter geen verkeersborden te hebben gezien en dat twee agenten dat ook tegen hem hebben verteld. Dat laatste wordt overigens niet bevestigd in het mutatierapport van de politie.
Uiteindelijk acht de kantonrechter op basis van alle gerechtelijke en buitengerechtelijke afgelegde getuigenverklaringen het voldoende bewezen dat ten tijde van het ongeval de verkeersborden ‘werk in uitvoering’ en ‘snelheidsbeperking 30 km per uur’ waren geplaatst. Daarbij geeft de kantonrechter aan dat hij het aannemelijk acht dat twee van de door hem gehoorde getuigen de verkeersborden over het hoofd hebben gezien, omdat de één zwaaide naar een andere weggebruiker en de ander wellicht zijn aandacht had gevestigd op het ongeval in plaats van de verkeersborden.
Desalniettemin oordeelt de kantonrechter dat aan de zijde van gedaagde gevaarzettend is gehandeld, omdat hij de weg onvoldoende heeft ontdaan van modder en het zeer aannemelijk is dat het ongeval – ook bij een (geringe) overtreding van de toegestane maximum snelheid – niet zou hebben plaatsgevonden, indien het wegdek voldoende zou zijn schoongemaakt.
Causale bijdrage
Vaststaat dus dat de automobiliste te hard heeft gereden, maar niet sneller dan 40 kilometer per uur. De kantonrechter oordeelt dat de eigen schuld van het slachtoffer moet worden gesteld op 25%. Dit betekent dat gedaagde gehouden is om 75% van de door Baloise (dit is de verzekeraar van het voertuig van het slachtoffer) gevorderde schade te vergoeden en dat 25% van deze schade voor eigen rekening van Baloise blijft. Hierbij tilt de kantonrechter zwaar aan het gegeven dat gedaagde de weg onvoldoende van modder heeft ontdaan en het zeer aannemelijk is dat het ongeval bij een geringe overtreding van de toegestane maximum snelheid niet zou hebben plaatsgevonden, indien het wegdek voldoende was schoongemaakt.
Conclusie
Uit deze uitspraak blijkt dat degene die de openbare weg vervuilt, de kans op het ontstaan van ongelukken daardoor zoveel mogelijk dient te verkleinen. Als niet aan die verplichting wordt voldaan en daardoor een verkeersongeval ontstaat, kan dat een grond zijn op basis waarvan de ‘vervuiler’ aansprakelijk is. Mocht u een dergelijk ongeval zijn overkomen, schroom dan niet om met ons kantoor contact op te nemen, om uw mogelijkheden voor het verkrijgen van een schadevergoeding te verkennen.
Wilt u dat wij contact met u opnemen?
Artikel 186 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering bepaalt dat in gevallen waarin bij wet het bewijs door getuigen is toegelaten, op verzoek van een belanghebbende onverwijld (= zonder uitstel) een voorlopig getuigenverhoor kan worden bevolen. Doel van het voorlopig getuigenverhoor Procederen kost niet alleen veel geld, maar vaak ook veel tijd. Soms is het voorafgaand aan […]
Lees verderUit recent onderzoek van VeiligheidNL (kenniscentrum voor letselpreventie) bleek dat artsen op de spoedeisende hulp een toename zien van het aantal verkeersongevallen met een fatbike. Verder viel op dat het aandeel van de leeftijdscategorie 10-14 jarigen steeds groeit. Het onderzoek werd wijd verspreid door de (sociale) media, met een oproep tot het verbeteren van de […]
Lees verderHeeft u schade? Stuur een mail of bel (076) 700 27 75